Rubrieken

 


Korte geschiedenis van Soeripati

doctoraalscriptie van De Graaf; ‘De moord op Kapitein François Tack, 8 februari 1686’ en Ricklefs’ ‘War, culture and economy in Java, 1677-1726.’

1.1 Soeripati.
_Nog
meer dan Tack en de susuhunan is Soeripati dé spilfiguur van de gebeurtenissen te Kartesoera.
Hij was een levende legende voor Europeanen en Javanen en nog lang daarna stond zijn naam voor gehate en gevreesde indiaanse moordenaar of heroïsche vrijheidsstrijder.
Zijn leven is omhuld met mythen en halve waarheden, gecreëerd door Europeanen en Javanen.

_Javaanse verhalen over Soeripati’s leven zijn opgetekend in de Javaanse kroniek Babad Kraton.[322] Het verhaal begint te Batavia waar Kapitan Emur een aantrekkelijke, Balische slaaf bezit.
Deze slaaf bracht zijn meester voorspoed zowel in de handel als  zijn ambtelijke carrière.
De Hollander werd onmetelijk rijk en werd één van de twaalf Raden van Indië.
Om al deze redenen noemde Emur zijn slaaf Untung (‘voorspoedig lot, goede fortuin’), adopteerde hem en gaf hem alles wat hij maar wou.
Emur had ook een tienerdochter die haar ogen niet van Untung kon afhouden en uiteindelijk hebben ze een affaire.
Ondertussen blijft Emur Untung met geschenken overladen, geschenken die Untung op zijn beurt weggeeft en zo een schare van trouwe volgelingen achter zich krijgt.
Als de liaison en het weggeven van rijkdommen aan het licht komen, is Emur woedend maar de smeekbedes van Untung doen hem afzien van strenge straffen.
Maar als Untung en de dochter des huizes volharden in hun affaire is Emur onverbiddelijk.
Untung en zestig metgezellen worden in de magazijnen opgesloten.

_Door toedoen van Untung ontsnappen de gezellen en als beloning betuigen ze hem hun onvoorwaardelijke trouw.
Zijn wraak bestaat uit amok lopen tegen de Hollanders waarbij vele Hollanders (zelfs VOC-soldaten) en bendeleden het loodje leggen.
Zijn faam verspreid zich als een lopend vuurtje en weggelopen slaven stromen toe.
Een Hollandse militaire actie dwingen Untung en compagnie naar Cirebon uit te wijken.
Daar weet hij zich in de gunst van de sultan te werken die hem de naam Soeripati (‘moedig tot de dood’) geeft.
De Cirebonse sultan kan zijn veiligheid niet garanderen en raad hem aan verder oostwaarts te trekken, naar Kartesoera te Mataram.
Als Soeripati te Mataram arriveert, barst in Banyumas (grensstreek met Cirebon) een opstand tegen de susuhunan los.
Soeripati trekt uit eigen beweging op tegen de rebellen en brengt de opstandige regio terug in het gelid.
[323] Soeripati en compagnie werden hiervoor overstelpt met geschenken en kwamen op goede voet te staan met het Mataramse hof.

_De VOC archieven borstelen een minder mythische Soeripati.
De omstreeks 1660 geboren Balische slaaf was eertijds de favoriete slaaf van Pieter Cnoll.
Cnoll was opperkoopman en eskadercommandant die zich in de begindagen van de Compagnie aan de zijde van Coen en Bontekoe onsterfelijke roem en onmetelijke rijkdom (met morshandel evenwel) vergaarde.
Oentoeng werd bij testament aan Cnolls zoon overgemaakt, wat hem helemaal niet zinde want hij had gerekend de vrijheid te krijgen.
Diens zoon behandelde hem zo slecht dat hij het hazepad koos en Batavia’s Ommelanden met een roversbende onveilig maakte.
[324] Zijn bende werd later in dienst genomen door kapitein Ruys en ingeschakeld in de jacht op Sjeich Yoesoef.
Na het gevecht met Kuffeler trok Soeripati oostwaarts en werd een tijdje met rust gelaten omdat de compagnie de handen vol had met een Engelse vlootaanval.
Soeripati stootte aanvankelijk op tegenstand maar na verloop van tijd werkte hij zich in de gunst van het het keizerlijke hof en in maart 1685 werd hij feestelijk te Kartesoera binnengehaald.
Soeripati had het ondertussen tot onbetwiste leider van zijn troep vrijbuiters gebracht.
Soeripati kwam op goede voet met de susuhunan te staan en de vraag van de Compagnie om hem uit te leveren bleef dan ook onbeantwoord.
Greving, de commandant van het Hollandse garnizoen te Kartesoera, had in mei 1685 de toestemming verkregen Soeripati gewapenderhand in hechtenis te nemen of te doden, maar durfde die opdracht niet uit te voeren.
Soeripati had inmiddels de steun van de Javaanse groten verworven en de arrestatie werd een hachelijke zaak.

1.2 De Omstandigheden.
_Een belangrijk punt van onenigheid vormden de grote oorlogsbetalingen die de Compagnie van Mataram eiste.
In het verdrag van 1677 waren deze vastgesteld op het omvangrijke bedrag van 250 000 realen.
De aflossingen kwamen zeer traag op gang.
In 1683 vertelde Amangkoerat II zijn verzamelde groten in Kartesoera dat hij van plan was om een algehele schatting in zijn rijk te houden.
Hoewel die belastingheffingen enkele malen waren herhaald, slaagde de susuhunan slechts met moeite in het verzamelen van grote sommen geld.
Veel bleef hangen in de lagere echelons van de Mataramse staat.
Toch kon in 1685 en 1686 de regent van Demak namens de susuhunan 60 000 realen aan de VOC overhandigen.
Een Matarams gezantschap formuleerde eind 1684 haar grieven te Batavia.
Vooral het feit dat Cirebon, Sumenep, Pamekasan en Semarang aan het gezag van de susuhunan bleven onttrokken, stak zeer.
Voorts werd geklaagd over de aantasting van de verkoopmonopolies van de regenten en over het feit dat de VOC hen het drijven van inter-insulaire handel bijna onmogelijk maakte.
De kosten van de garnizoenen te Kartesoera en Japara, die door Mataram moesten worden betaald, wilden de Javanen verlaagd zien.
De susuhunan schreef in zijn begeleidende brief recalcitrant dat hij geen geschenken stuurde aan de gouverneur-generaal, want dat alles immers toch al aan de compagnie toebehoorde.

_Na Speelmans dood (11 jan. 1684) besloot de Hoge Regering haar houding met de susuhunan grondig te herzien door de zending van een speciaal gezantschap, een gezantschap dat in 1685 onder leiding van Tack vertrok.
Tack droeg bij zich brieven die aanstuurden op een vermindering van de schuldenlast en een versoepeling van de verstikkende contracten.
Maar  Soeripati’s optreden in Kartesoera wakkerde de anti-Hollandse gevoelens aan en maakte Tacks optreden nog urgenter.
De compagnie liet zich echter in slaap sussen door de onderdanige houding van de Javaanse groten die werk maakten van de schuldaflossing en verwachtte een goede uitslag van Tacks expeditie.

_Kapitein Tack kende een voorspoedig carrière.
In 1649 te ‘s Gravenhage geboren arriveerde hij in 1672 in Indië.
Bij zijn aankomst werd hij van vaandrig tot provisioneel luitenant benoemd.
Tijdens de oorlog tegen de Fransen in Voor-Indië werd hem de rang van kapitein toegekend.
Met Poleman maakte hij de expeditie tegen de Makassaren in 1676 mee en onder Hurdt nam hij deel aan de verovering van Kediri waar hij de hand wist te leggen op de keizerlijke kroon.
Tack weigerde de heilige kroon aan de kersverse susuhunan te geven tenzij hij een fikse vergoeding kreeg.
Tack kreeg uiteindelijk zijn geld maar haalde wel de woede van de susuhunan en zijn gevolg op zijn hals.
[325] Na een expeditie naar Palembang werd hij onder Saint-Martin naar Bantam gestuurd.
En zoals boven geschreven is het succes van die expeditie vooral aan zijn krachtdadig optreden te danken.
Deze verdienstelijke officIer werd op negen mei 1685 met het gezantschap naar Mataram belast.
Op drie november vertrok hij daadwerkelijk uit Batavia maar het zou nog duren tot acht februari om Kartesoera te bereiken.
Die tijd gebruikte hij om Java’s oostkust te bereizen en te onderhandelen met de rijksgroten.
Ondertussen werd te Kartesoera druk geïntrigeerd en gecomplotteerd.
De susuhunan was even bevreesd voor de VOC als voor Soeripati en verwerd daardoor een speelbal in de handen van zijn rijksgroten.
De spanning aan het hof steeg toen het Hollandse gevaar naderde.
Op 2 februari marcheerden twee vooruitgezonden compagnies de loge binnen.
Dadelijk viel hun de zenuwachtige stemming van de Javanen op, velen begonnen immers in te zien dat ze met de compagnie hoog spel speelden.
Om de Hollanders gerust te stellen, stelde de rijkstbestuurder van de susuhunan voor om Soeripati te vergiftigen.
De Hollanders gaven hem een gif maar Soeripati bleef levend en wel.
In dit voorvalletje komt de dubbelzinnige houding van het keizerlijke hof duidelijk naar voor.
De susuhunan ging ver om zijn zogezegde loyaliteit tegenover de compagnie te bewijzen.
Op 8 februari legde hij Soeripati een ultimatum voor; overgave aan hem (of de VOC) en ontwapening. Soeripati ging hier niet op in en de susuhunan antwoordde met een bestorming van diens pagger. Soeripati’s Baliërs wisten echter het het kordon te doorbreken en naar het oosten de wijk te nemen. Ongelofelijk als men voor ogen houd dat de susuhunan een numerieke overmacht van honderd tegen één had.
Wonder of doorgestoken kaart?
De Graaf is formeel, het gevecht van 8 februari was een schijngevecht om het vertrouwen van de compagnie te wekken en dat daarbij doden vielen is een teken van de despotische macht van Javaanse heersers.
De Graaf komt tot het besluit dat in de maanden voor Tacks aankomst de onderhandelingen tussen de susuhunan en Soeripati over diens uitlevering aan de VOC met zeer weinig ernst gevoerd werden en dat  het gevoerde gevecht een schijngevecht was.

1.3 De aanval.
_Soeripati had een steunpunt nodig te Kartesoera wilde hij met succes de strijd met Tack aanbinden. Officieel waren Soeripati en de susuhunan echter vijanden.
Een listig plan zorgde ervoor dat alles in zijn plooien viel.
Enkele kilometers buiten het keizerlijke hof werd een nederzetting door enkelen van Soeripati’s bende verwoest en in brand gestoken.
Tack meende dat de hele Balische bende er zich ophield en verliet zijn versterking om tegen Soeripati op te trekken.
 Toen ze ter plaatse kwamen, vonden ze niets dan smeulende resten en hoorden in de verte schoten te Kartesoera.
Soeripati had namelijk van de gelegendheid gebruik gemaakt om een verrassingsaanval op de patrouillerende kapitein Greving uit te voeren en hem neer te sabelen.
Na die aanval trokken ze het keizerlijke paleis binnen en staken enkele gebouwen in brand om de schijn te wekken dat ze het met geweld veroverd hadden.
Tack keerde bij het horen van het strijdgewoel terug en deed een aanval op de Baliërs.
Het was een verbeten strijd en de Baliërs leken het onderspit te delven.
Maar op het cruciale moment kregen ze de steun van de Balische hulptroepen van de susuhunan wat tot de nederlaag van de Hollanders leidde.

_Uit militair standpunt is de overwinning te danken aan de overgave waarmee de Baliërs streden.
Ze waren in ceremoniële witte gewaden gehuld wat erop wijst dat ze bereid waren te strijden tot het bittere eind.
Zulk een verbeten tegenstanders waren nieuw voor de Hollanders die gewend waren het tegen gewapende boeren op te nemen in plaats van goed geoefende en fanatieke desperado’s.
Het verassingselement was het andere cruciale voordeel van de Baliërs.
Afgesneden van hun legerplaats, waar voorraden superieure wapens lagen opgeslagen, waren de Hollanders min of meer vissen op het droge.
Na het afschieten van een handvol kogels stonden ze quasi machteloos tegen de razende, amokmakende aanvallers.
Verrassing, fanatisme en listig verraad zijn de ingrediënten die tot de dood van Tack en 67[326] anderen leidden.

_Na het moordend gevecht trokken de Hollanders zich in de grootste verwarring binnen hun versterking terug.
Soeripati liet de kans liggen de Hollandse schans aan te tasten en hun de genadeslag toe te dienen en trok zich terug in het binnenland.
De enige overgebleven officier, Eygel, werd tot kapitein benoemd en hij putte zich uit in beleefdheden en relatiegeschenken tegenover de susuhunan.
Ook de susuhunan deed zijn best om zijn onschuld te bewijzen en was al te vriendelijk voor het achtergebleven garnizoen.
VOC en susuhunan hielden de schijn van wederzijds vertrouwen hoog, maar wantrouwden elkaar op alle vlakken.
De susuhunan mobiliseerde zijn leger en trok een extra palissade rond zijn paleis op, terwijl de Hollanders hun schans versterkten en vanuit Japara en andere plaatsen wapens lieten overkomen. Uiteindelijk werd de knoop door de Hoge Regering doorgehakt.
Op 20 maart 1686 brak het Kartasoerse garnizoen op en marcheerde het richting Semarang.
Einde van de ‘bezetting’ van het keizerlijk hof, de susuhunan was weer ‘vrij.’

Redactie: info(at)rijskamp.com
Leeuwarden, 3 november 2003